Mastvest
Hugo Stabel houdt van het contrast tussen het gebrom van de stad en het groen, dat nooit stil is. Zijn dochter besloot dat “Opa moet stappen en dus de hond wel kan uitlaten”. Zo ontdekten Hugo en de Spaanse waterhond Jutta toevallig het relatief onbekende stadsgroen.
Hugo’s negen grote kleinkinderen plagen hem om zijn voorliefde voor woorden. Taal bezielt, ontgoochelt of grijpt je in de nek, taal is communicatie, zegt hij hen.
“Je moet het zien in de lente,” lacht hij me ten afscheid, “of ’in het donker, bij de feeërieke lichttorens.” Ik geloof hem graag.
Toeval bestaat niet
een man kijkt om zich heen. vanuit de lucht gezien
vormt het water een grote vogel, weet hij
even schuilt hij onder een boogbrug, in het licht
van de toren zoeken klare ogen naar taal
feeëriek straalt de lantaarn. de man speelt
met woorden in het hoofd. zelfs in kille regen
nodigt het pad hem uit tot een ommetje met de hond
man en wilg reiken de hemel de hand
de bruggen markeren de grootsheid van toen
ze bezielen de vest. sterk in zinnen draagt de man
verzen voor aan de melkgroene ribbels waarin hij
karpers vermoedt, of een geleende fiets
eenden strepen het water. de wereld aan zijn voeten
ademt historie, zo zegt hij nog. op de cadans
van de druppels kwispelt de hond, hij blaft
om de strofen, ze strijken langs de vest
Dit gedicht kwam tot stand door een samenwerking met de Klimaatdichters.
home | klimaatdichters