Gebermteverhaal

In Mortsel groeien de bomen nog steeds tussen de huizen. Bossen van naakt en braakliggend woud kijken uit op Sint-Amadeus. Een hut in de wildernis grenst aan de spoorweg waar de stil zwevende treinen op volle snelheid langs de onderkant van het vogelgezang glijden. De lucht is fris en bijt in handen en vingertoppen. Een glimlach bevriest de tedere kou die ons ziet samentroepen, voor de grote tocht over de groene en bruine bermen, verlicht door de azuurblauwe hemel. In de zondagse ochtend mengt de vorst zich met de modder en het gefluit van het vliegveld dissoneert met dat van de kraaien.

Aan de andere kant staat een revalidatiecentrum stil tussen twee psychiatrische werelden. Gestrande ogen zien de kleine blikken vliegtuigjes wegvliegen naar minder milde luchten. Ooit importeerden ze diamanten, waarschijnlijk geroofd uit het land van oorsprong van de honing van mijn huid die nu in deze uitgestrekte weiden in de zon knispert. Dirk vertelt me verhalen en het zijne. Hij vertelt me over de bermen en de wetenschap. Wonen in de buurt van een groen gebied kan het risico op een hartaanval met 30% verminderen en heeft het effect van een geneesmiddel tegen cholesterol waarvan de naam mij ontgaat.

In het Engels praten we over de grote ontwortelde bomen, tegen de vlakte geworpen door de kronkelende Eunice, ontwortelend wat nooit plooit. Ik vertel Dirk over mijn perikel-leven, en een weifelende Elf scant onze in elkaar opgaande glimlachen.
We zwemmen in het water van de geïmproviseerde ontmoeting. En de moerassen baden hun stilstaand water in lichtweerkaatsingen.

Anti-persoonsmollen hebben wat braak lag ondergegraven, velden van mijnenhopen.
We omzeilen het boogschuttersveld.
Buizen komen te voorschijn, onbekende ogen uit de diepte, een buizenfabriek schuurt tegen de randen van een piepklein kerkhof waar de stenen me nog te talrijk lijken.
Tussen de persoonlijke graven en het militaire kruispunt, troont een onthoofde boom dood als een gevallen voorteken.
Pijljagers trainen op plastic doelen, inert geel, rood, blauw en zwart. Het gaat allemaal om balans, balancing act. Ik vertel Johanna dat mijn kinderlijke ziel zichzelf verloren is in de cockpit van een trein, trots de pet dragend van de controleur die mij een paar woordjes Vlaams leert, deurnesteenweg, de deur van de steenweg? Pragmatische taal, niet?

Ik verander van gezelschap als van hemd, altijd glimlachend en mijn ongehoorzame oren gespitst, terwijl ik Latijnse wortels en Engelse grammatica opgraaf uit de diepten van hun metalinguïstische geheugens. Konijnen huppelen rond. Ik wil ze kussen. En het Kleine Zwitserland op de kruising van de sporen vanop haar houten fort is niet neutraal, lacht Dirk, gewoon op de kruising verhoogd als was het een kleine berg. Achter de abdij vermengen de talen zich vakkundig en onze verhalen leren omgaan met de oorsprong van ons verscheurde land. Maar liefdevol. Mark vertelt me, van Frans naar Engels overschakelend, ik pluk wat Vlaamse paarlen op. De bermen, zij spreken enkel de taal van de natuur, taal die onder de voetstappen kraakt, taal die sterrenstelsels van ploppende modder op onze schoenen spat. Ik mis de uitleg van een radiatorenfabriek en verdenk Dirk, de dokter, ervan een vrolijke frans met hemelogen te zijn. Hij vertelt me nog een mop die zich in mijn aapachtige geest een vorm aanmeet.

De gevlochten varens die de oude sites bedekken, bezaaien het tapijt van deze tijdloze arm der aarde met hun prehistorische allure.
Moddersculpturen omarmen mijn schoenen en vormen keitjes van herinneringen, paternosters die in mijn stadsgeheugen oplossen.
Ik omhels mijn medereizigers op de randen van de bermen, stille stemmen zingen in mijn gevulde hart.
Ik ben van de wereld, van de modder, van klei, wilde bossen en groene takken.

vertaald door Christophe Batens


Origineel door Marie Darah

A Mortsel les arbres poussent encore entre les maisons. Des bois de forêt nue et vague font face à Saint-Amadeus. Une cabane sauvage borde la voie ferrée où les trains flottant silencieux glissent à toute bringue sur les bas-côtés du chant des oiseaux. L'air est vif, mord les mains et les bouts des doigts. Les sourires figent le froid tendre qui nous observe faire meute, avant le grand voyage sur les berges vertes et brunes illuminées par le ciel bleu azur. Dans le zondag du matin, le givre se mélange à la boue et les sifflements de l'aéroport se dissonent à celui des corbeaux.

De l'autre côté, un centre de réhabilitation stagne entre deux mondes psychiatriques. Des yeux échoués regardent les petits avions de tôle s'envoler vers des cieux moins cléments. Jadis, ils importaient du diamant, probablement pillé au continent d'où vient le miel de ma peau grésillant sous les rayons dans cette vaste prairies. Dirk me parle d'histoires et de la sienne. Il me parle des Berges et des sciences. Habiter près d'une zone verte peut diminuer de 30% les risques d'arrêt cardiaque et fait l'effet d'un médicament contre le cholestérol dont le nom m'échappe.

Nous parlons anglais des grands arbres déracinés qui ont été renversés par Eunice la sinueuse, déracinant ceux qui jamais ne se plient. Je raconte mes peripévies à Dirk, et un Lutin dubitatif scrute nos sourires emmêlés.
Nous nageons dans les eaux de la rencontre impromptue. Et les marécages se dorent l'eau stagnante au reflets de lumière.

Des taupes anti-personnelles ont creusé le vague, champs de mines-mottes.
Nous contournons le terrain des archers.
Des tuyaux émergent, yeux inconnus des profondeurs, une usine à tuyaux côtoie les flancs d'un minuscule cimetière ou les dalles me paraissent trop nombreuses encore.
Entre les tombes personnelles et la jonction militaire, un arbre décapité trône mort comme un présage déchu.
Des chasseurs à flèche s'entraînent sur des cibles de plastique, inertes jaune, rouge, bleu et noir. Tout est question d'équilibre, balancing act. Je dis à Johanna que mon âme d'enfant s'est perdue dans le cockpit d'un train, coiffant fièrement la casquette du contrôleur qui m'apprend quelques mots de flamand, Deurnesteenweg, la porte du chemin de pierre ? Pragmatique langue n'est-ce pas ? Je change de compagnie comme de chemise, toujours en souriant et en tendant mes oreilles indociles, déterrant des racines latines et des grammaire anglaise du fond de leur métalinguistique mémoires. Des lapins sautillent. Je veux les embrasser. Et la petite Suisse au croisement des rails surmonté de son fort en bois. N'est pas neutre, rigole Dirk, juste surélevée au croisement comme une petite montagne. Derrière l'abbaye les langues se mélangent habillement et nos histoires se confrontent aux origines de notre pays déchiré. Mais aimant. Mark me raconte, sautant du français à l'anglais, je cueille quelques vlaanderen paarlen. Les berges, elles ne parlent que la langue de la nature, celle qui craque sous les pas, et constelle les chaussures des plocs boueuses. Je rate les explications d'une fabrique de radiateur en suspectant Dirk le docteur, d'être un joyeux luron aux yeux comme le ciel. Il me conte une autre farce encore qui prend forme dans mon esprit simiesque.

Les Fougères tressées qui recouvre les sites des anciens jonchent de leur allure préhistorique le tapis de ce bras de terre hors du temps.
Des sculptures de boues enlacent mes chaussures et forment des cailloux de souvenirs, chapelets s'égrènant dans ma mémoire citadine.
J'embrasse mes camarades de route sur les bords des Berges et des voix muettes chantent dans mon cœur rempli.
Je suis du monde, de la boue, de l'argile, des bois sauvages et des branches vertes.

Stadsdichter
Marie Darah
Dit verhaal is onderdeel van

Gebermte

Locatie
Dieseghemlei 2
2640 Mortsel
Delen

Jouw verhaal

Beste inwoner van Antwerpen,

Koloniaal - Neokoloniaal --> Dekoloniaal

Onze stad heeft een rijk verleden maar ook zeer duister. Antwerpen staat namelijk vol koloniale symbolen, we komen ze overal tegen. Dit kan een straatnaambord, standbeeld, gebouw of product zijn. Deze plekken en objecten die we dagelijks tegenkomen zijn trofeeën van structureel ongelijke machtsverhoudingen en racisme. Ken jij een plek of object dat volgens jou gedekoloniseerd moet worden? Iets dat dringend opnieuw ingekleed en herbestemd moet worden, of gewoonweg helemaal moet verdwijnen? Heb jij een straf verhaal over dekolonisatie in Antwerpen dat gelinkt is aan een bepaalde plek? Stuur/bel/mail ze ons dan door.

Rataplan gaat samen met voormalig stadsdichter Seckou Ouologuem op zoek naar verhalen, plekken en objecten in de stad die onder de aandacht gebracht moeten worden. Dekoloniseer mee en bezorg ons je verhaal!