Wetstraat 63
Toevalstuin
je ouders tuinierden
een moederland bijeen en nu vraag je me
het Nederlandse woord voor weeds
dat ondankbaar klinkt, ondankbaar is
in mijn pesticide-taal groeit alleen ongemak
buiten je deur woekert de stad
in de vorm van een kunstenaarstuin
plakkaatjes bij de bloempotten
doen de mensen stilstaan op straat
de stenen liggen ingebed, het groen wordt aangedragen
je zegt: niemand eet van de aardbeien
omdat andere voorbijgangers dat ook niet deden
ik denk: hoeveel uitlaatgassen, fijnstof en haast
vangt een geveltuintje op
de klimplanten hangen op de huizen als beademingsbuisjes
je kent je buurman niet, want dit is de stad
waar mensen naast elkaar wonen
zonder daar nabijheid in te zoeken
maar je draagt zijn tuin in je ochtendogen mee
betrapt hem op verandering, wildgroei tussen
de herhaling van gevels, gapend groen
zelfs de stad werd niet uit steen geboren
maar uit mensen die zich als vanzelf inmetselen
je voelt aan de bladeren en vertelt me hun naam
Dit gedicht kwam tot stand door een samenwerking met de Klimaatdichters.
home | klimaatdichters